Historiek schrijfwijze:
Marlabeca, Marlebeca, Merlebecca, Meerlebecque, Merlebeke, Meirelbeke, Merelbeke
Betekenis van de naam:
Merelbeke was oorspronkelijk door zijn bruuske hoogteverschillen een gebied met enerzijds bossen en heide, anderzijds met zeer waterrijke gronden waarin zich moerassen, poelen en vijvers bevonden. Het water dat zich op de hoger gelegen gebieden bevond, zocht immers een weg naar de lager gelegen Schelde. Reeds in geschriften van de 12de eeuw werd verwezen naar de samengestelde plaatsnaam van ‘meer’ (merle, marila) en ‘beek’ (baki, beca) met Romaanse en Germaanse invloeden. Merelbeke betekent volgens deze verklaringen ‘beek-van-het-meertje’.
Een andere betekenis van ‘meer’ is ‘mergel’, de ondergrond waardoor de vermelde beek zich een weg baande naar de Schelde. Pas omstreeks 966 was er sprake van een dorpsnaam ‘Merelbeke’.
Prehistorie en Romeinse tijd
Archeologische vondsten tonen dat er reeds vroeg bewoning was op de hoger gelegen delen van de gemeente. Boordschrabbers en een kling, gevonden in 1965/1967 bij de aanleg van de Ringvaart en een silexbijltje, gevonden in 1824, bewijzen de aanwezigheid van mensen en van jacht tijdens het midden-paleolithicum (55.000 jaar tot 35.000 jaar voor Christus).
In 1997 volgde de vondst van een grafheuvel uit de bronstijd (3000 tot 800 voor Christus) in de Axxes-site aan de Ringvaart. Op dezelfde plek werden restanten van 3 Romeinse houten woningen en een waterput gevonden. Aardewerk potscherven uit de late ijzertijd (500 tot 0 voor Christus) en een ijzeren klokje (ca. 1ste eeuw na Christus) tonen aan dat hier minstens 22 personen met vee woonden. Pollenonderzoek wees uit dat er zich ondertussen een fel ontbost landschap bevond met grassen, kruiden, waterplanten en ook gecultiveerde planten. Dit sluit aan bij de vondst in 1786 van een begraafplaats met een vijftigtal urnen.
Tijdens de middeleeuwen werd de bewoning hier verder gezet en bevond zich op deze plek een Gallo-Romeinse en nadien een Frankische nederzetting.
Ook op andere plaatsen in de gemeente is er Romeinse bewoning geweest zijn: in 2000 vonden archeologen in de Kloosterstraat naast de wijk Dijsegem sporen van houten gebouwen uit de Romeinse periode (1ste tot 2de eeuw).
Middeleeuwen en nieuwe tijd
Tussen 1781 en 1800 werden op verschillende locaties een groot aantal Romeinse munten gevonden, mogelijks achtergelaten door Gallo-Romeinen bij de van de Franken (ca. 406 na Christus). Deze vestigden zich op de hoger gelegen plaatsen van de gemeente om landbouwbedrijven op te richten. Vast staat dat er in de periode tussen 450 en 751 Merovingers in Merelbeke gevestigd waren. In 2001 en 2003 vonden archeologen op de OCMW-site een vroegmiddeleeuws grafveld met circa 120 graven uit de 7de tot 9de eeuw. Daarin trof men erg mooie grafgiften aan, zoals een riemgesp. Verder vond men sporen van een nederzetting uit de 9de eeuw, met een in Vlaanderen unieke pottenbakkersoven en aardewerk. Er werd tevens een weg aangetroffen uit de periode van de 8ste tot de 11de eeuw die doorliep tot aan de Kloosterstraat. Rond die weg werden sporen gevonden van een middeleeuws dorpje.
In 2015 vonden archeologen tevens de sporen van een middeleeuws dorpje naast het vroegere administratief centrum van het OCMW, aan de Poelstraat.
De toponiemen ‘Hukkelgem’, ‘Kottem’, ‘Resselaar’, ‘Dijsegem’, ‘Liedermeers’ en ‘Sallemeulekouter’, verwijzen naar de Frankische nederzettingen in Merelbeke.
Einde 7de eeuw en begin 8ste eeuw begon de kerstening en de missionering door Sint-Amandus langsheen de Schelde, die leidde tot de oprichting van kerken met als patroonheilige Sint-Petrus. Nabij de van Frankische oorsprong ‘Stede ter Hagen’, gelegen in de vruchtbare Scheldemeersen, werd een kerk opgericht. In 1071 werd deze kerk heropgebouwd, op initiatief van de graaf van Vlaanderen Robrecht de Fries, nadat deze Arnulf III, zijn voorganger, militair verslagen had. Een oorkonde van 1108 geeft aan dat het patronaatsrecht over de kerk van Merelbeke bij de Gentse Sint-Pietersabdij berustte. De ‘Kerkhoek’ toont vandaag nog steeds de sporen van de toenmalige kerk met kerkhof, die bleven bestaan tot 1874. De huidige kerk aan de Hundelgemsesteenweg was ondertussen in gebruik genomen.
In 928 schonk de Duitse koning Hendrik I een grootdomein langs de Schelde, bestuurd door de familie van Crombrugghe, aan zijn dochter Gerberga, als dotatie bij haar huwelijk met hertog Gislebert van Lotharingen. De huidige wijk Kwenenbos zou naar deze ‘Kwene’ Gerberga vernoemd zijn. Zij schonk een deel van het domein aan de Gentse Sint-Pietersabdij in 966. Het overige deel bleef eigendom van haar broer keizer Otto I.
Op het einde van de 9de eeuw ontsnapte ook Vlaanderen niet aan de plundertochten van de Vikingen. In de huidige Sint-Elooistraat werd in deze periode een verdedigingspost voorzien, die later evolueerde naar een herenhoeve. Toen de gebouwen in verval raakten, kreeg de site de naam van ‘Spookhof’.
Merelbeke behoorde als heerlijkheid tot het Land van Aalst en hing samen met Lemberge af van het leenhof ‘ten Steene’ van de graaf van Vlaanderen. Binnen de heerlijkheid bevonden zich diverse enclaves, waaronder het ‘Hof ter Hagen’ en de ‘heerlijkheid Crombrugghe’.
Vanaf de 12de eeuw tonen bronnen dat de adellijke leenmannen ‘Merelbeke’ in hun naam droegen: Robert van Merelbeke (1118), Michiel van Merelbeke die samen met de Engelsgezinde graaf van Vlaanderen, Gwijde van Dampierre, door de Franse koning in Parijs werd gevangen genomen aan de vooravond van de Guldensporenslag (1302), Jan van Merelbeke (1351) en Pieter en Jan van Merelbeke (1378). Daarna kwam het leen tot het begin van de 18de eeuw in handen van de adellijke familie Van der Cameren. De Gentse Antoon Triest en zijn nageslacht volgde haar op. In 1740 overleed Theodoor Triest zonder erfgenaam, waarna Willem-Antoon Damarin, echtgenoot van familie van Theodoor Triest, leenman van Merelbeke en Lemberge werd. Hij werd opgevolgd door zijn dochter Maria-Theresia Damarin, vervolgens door haar zoon Willem-Frans-Antoon van den Bogaerde. De heren van Merelbeke bewoonden vanaf ca. 1460 een kasteel in de huidige Kerkstraat waarvan het bijhorende pachthof gerestaureerd werd en sedert 29 oktober 2002 beschermd is als dorpsgezicht.
In Merelbeke ging de vierschaar door aan het ‘Straatvijverken’ nabij de Schelde en de Sint-Elooiskapel. De galg was opgesteld in de buurt van de huidige Motsenstraat, gelegen in de toenmalige ‘Werre- en galgewijk’.
Bronnen vermelden 3 meierijen op het grondgebied: deze van Crombrugghe, Merelbeke-Lemberge en Schelderode-Bottelare. De huidige straatnaam Meierij in Schelderode verwijst naar deze laatste.
In 1268 vestigde het vrouwenklooster Ter Hagen zich in de Verlorenbroodhoeve maar keerde terug naar haar oorspronkelijke verblijfplaats te Axel in 1278. Haar eigendommen in Merelbeke behield ze tot 1796, toen deze geconfisceerd werden door de staat.
In de 13de – 14de eeuw werd een bedevaartkapel in gotische stijl opgetrokken aan het huidige Brandegems Ham, met als patroonheilige Sint-Eligius. Deze heilig verklaarde Franse bisschop bezocht reeds in de 7de eeuw onze streek om het christelijk geloof te prediken bij de bevolking. De kapel werd op 3 juli 1942 beschermd als monument.
Merelbeke kreeg veel te lijden onder de politieke troebelen die zich in het Gentse afspeelden ten tijde van het Bourgondische bewind.
In maart 1382 kwam Gent in opstand tegen de graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Male. Opstandelingen die in Ronse plunderden, trokken naar Merelbeke en verbrasten er hun buit maar werden verrast door de troepen van de graaf. Er volgde een bloedbad waarbij de opstandelingen verslagen werden.
In 1452 kwam het opnieuw tot een gevecht tussen Gentenaren en het leger van Philips de Goede, hertog van Bourgondië, waarbij de Gentse opstandelingen na de Slag bij Gavere (1453) op de vlucht sloegen. Toen ze, op weg naar hun stad, in Merelbeke aangekomen waren, werden ze door de ruiters van het leger aan de huidige Molenhoek ingehaald. Een groep van omstreeks 800 wevers versperde de weg zodat de overige opstandelingen verder konden. Ze schaarden zich rond hun banier en vochten een harde strijd die ze verloren. De volhardende vaandrig, Cornelius Seyssens, verkreeg hierbij een symbolische waarde. Het verhaal van de strijd werd door Albrecht Rodenbach in een gedicht verwerkt. Een gedenksteen in de gevel van het oud-gemeentehuis herinnert aan deze slag.
Het kwam nog eens tot een militair treffen in Merelbeke toen het graafschap Vlaanderen in 1483-1492 in opstand kwam tegen het regentschap de aartshertog van Oostenrijk en keizer van het Heilig Roomse Rijk, Maximiliaan I.
Vanaf de 16de eeuw verbleven heel wat Gentse gegoede inwoners in Merelbeke, waar ze buitenverblijven en ‘lusthuizen’ bouwden. Het Blauwhuis, met eigendomsbewijzen tot 1586 en gelegen aan de huidige Oude Gaversesteenweg, behoort tot één van hen.
Tijdens deze eeuw ontstonden beeldenstormen onder invloed van de Lutheraanse ideeën. Dit leidde tot een reeks godsdienstoorlogen. In de Habsburgse Nederlanden, die onder het gezag stonden van Karel V, de Rooms-Duitse keizer en koning van Spanje, trok de beeldenstorm tussen 10 augustus en oktober 1566 een spoor van vernieling in kerken, kapellen, abdijen en kloosters. Het Spaanse leger van de keizer moest orde op zaken stellen, maar wanbetaling zette hen aan tot plunderen van de bevolking. Ook opstandelingen en vrijbuiters allerhande maakten van het tumult gebruik om medeburgers te beroven. In Merelbeke kampeerden er in 1567 en 1571 Spaanse soldaten op hun doortocht van Brugge naar Brussel en de bevolking diende hen van eten en drinken te voorzien. Begin 1572 riepen koninklijke plakkaten de bevolking op om de kerken en geestelijke goederen te beschermen tegen vernielingen van de geuzen, waar Merelbeekse boeren gevolg aan gaven ondanks de vele plunderingen die ze zelf ondergingen. De kerk van Merelbeke ontsnapte echter niet aan de storm van vernielingen. De wanhoop van de inwoners leidde tot een algemene biddag op 13 juli 1575 en vele omliggende gemeenten volgden dit voorbeeld. Paus Gregorius XIII verleende in januari 1576 een volle aflaat als troost.
De situatie sleepte verder aan en bronnen vermelden dat Merelbeke in 1579-1577 afwisselend geteisterd werd door doortrekkende ruiters van de heer van Wakken, soldaten van het Franse leger en van het legerkorps van de Spaanse veldheer Cristóbal de Mondragón y Otalora. In april 1579 werd de gemeente opgeschrikt door (protestantse) Schotse ruiters die zich lieten bevoorraden door de inwoners. Eind juli diende iedereen dan weer het grondgebied te verlaten zodat soldaten er konden hergroeperen. Heel wat gegoede burgers van Merelbeke, Gent en omstreken vertrokken op dat moment met hebben en houden naar Holland. Huizen werden geplunderd en de oogst op de velden gemaaid, ondanks het feit dat er proviand per boot was voorzien. Terugkerende landbouwers werden uitgescholden en mishandeld. In augustus verbleef nog eens een regiment van de Mondragón nabij de kerk van Merelbeke en de herberg Ter Hand, in oktober gevolgd door plunderende soldaten van de graaf van Egmont en soldaten uit de streek van Aalst en Geraardsbergen. Hierna werden de landbouwers door het Gentse bestuur verplicht om hun gedorste graan naar de stad te brengen. In december verbleef een groep geuzen in de gemeente en werd de pastoor verplicht om hun onkosten te betalen. Daarna volgden in 1580 opeisingen en gijzelingen, diefstal van goederen en vee door Egmontse ruiters en de malcontenten (pro-Spaanse katholieke edelen die de wapens opnamen tegen de geuzen). In 1583 werden eindelijk, ter bescherming van de bevolking, soldaten ondergebracht in het kasteel van Merelbeke.
Toen Lodewijk XIV, beter gekend als ‘de zonnekoning’, van de opstand der Nederlanden gebruik wilde maken om de Zuidelijke Nederlanden in te palmen, vond in het midden van de 17de eeuw een invasie plaats van doortrekkende Franse soldaten, die tijdens hun verblijf in Merelbeke door de inwoners gevoed en geherbergd dienden te worden. In 1678 werd Gent belegerd en verbleef Lodewijk XIV tijdelijk in het Verlorenbroodhof.
In 1701 vochten Frankrijk en Spanje om het overwicht in Europa te krijgen (Spaanse successieoorlog) en vormden de Republiek der Nederlanden, het Heilig Roomse Rijk en Groot-Brittannië een alliantie. Dit leidde in 1708 tot de Slag bij Oudenaarde. Het bevel over de geallieerde legers werd gevoerd door John Churchill, hertog van Marlborough, die zijn kamp in Merelbeke opsloeg tijdens het beleg van (het pro-Franse) Gent.
Aan deze successieoorlog kwam in 1713 een eind (vrede van Utrecht). De Europese koek werd verdeeld en de Zuidelijke Nederlanden werden toegewezen aan het Habsburgse Oostenrijk. Na het overlijden van Karel IV kwam zijn dochter Maria-Theresia aan de macht. Er volgde een periode van betrekkelijke rust, tot haar zoon Jozef II haar opvolgde in 1780. Als verlicht despoot heerste heel wat ontevredenheid omwille van zijn bemoeienissen en hervormingsdrang. Dit leidde in de Zuidelijke Nederlanden tot de Brabantse opstand (1789-1790) waarbij Jan Frans Vonck en Hendrik van der Noot de leiders waren. In Merelbeke werden ze niet alleen financieel gesteund, er werd tevens een vrijwilligerskorps op de been gebracht dat een zesponder (kanon) en twee paarden met voerman meekreeg.
Nieuwste tijd
Pas na 1789, ten gevolge van de Franse Revolutie, kwam een einde aan de feodaliteit. Er ontstond opnieuw onrust in West-Europa. In 1792 veroverde Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden een eerste keer op Oostenrijk en in 1794 werd het gebied definitief bij Frankrijk geannexeerd. Er werden vertegenwoordigers uit het volk gekozen, wat in Merelbeke doorging in de parochiekerk, waarna er aan de vrijheidsboom trouw werd gezworen aan het nieuwe regime. De eigendommen van kerkelijke instellingen werden verbeurd verklaard, aangeslagen en verkocht. De voertaal werd het Frans. De antigodsdienstige politiek, samengaande met een militaire (lotelingen) en financiële (belastingen) druk leidden echter opnieuw tot een opstand. De Boerenkrijg (1798) bracht ook in Merelbeke opstandige ‘brigants’ of ‘struikrovers’ op de been. Franse soldaten kwamen ter plaatse en sloegen elke opstand neer, waarna de gemeente de gemaakte onkosten moest betalen.
Kenmerkend voor de 19de eeuw is de industriële revolutie. Door de ontwikkeling en bloei van de industrie in de steden en het inzetten van vrouwen- en kinderarbeid, kon het platteland met zijn huisarbeid nog moeilijk concurreren.
Merelbeke was een overwegend agrarische gemeente met vooral kleine hoeves, en telde geen noemenswaardig aantal spinners of wevers. De bevolking bestond daarnaast uit een klein aantal ambachtslieden in het centrum, die ten dienste stonden van de agrarische bevolking. Er bevonden zich eveneens scheepswerven, schippers en steenbakkerijen. De hongersnood zorgde ervoor dat bossen en vijvers verdwenen voor de landbouw en dat elk landbouwproduct maximaal gebruikt werd. Zo werd koolzaadolie vervaardigd en jenever gestookt.
Op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw bloeide de seizoensarbeid: vele arbeiders trokken naar Noord-Frankrijk om daar gedurende een aantal maanden te werken in steenbakkerijen, de suikerbietenteelt of in de cichoreiverwerking. Ze kregen daarom de naam van ‘Franschmans’. Ook in de andere deelgemeenten van Merelbeke trof men vele seizoenarbeiders aan. Ook trokken velen naar Wallonië en de omgeving van Brussel voor seizoenarbeid.
Op politiek gebied waren er opnieuw veranderingen op til. Na de verbanning van Napoleon in 1814, kwam Lodewijk XVIII aan de macht. Napoleon wist te ontsnappen en toen bleek dat Frankrijk hem meer genegen was dan Lodewijk, vluchtte deze laatste naar een opgeschrikt Gent. De overige Europese grootmachten vochten echter Napoleons macht aan en in 1815 verloor hij de strijd in Waterloo. De overwinnende staten hertekenden nogmaals de Europese kaart.
Als buffer werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opgericht, waarin de Zuidelijke Nederlanden werden opgenomen. Koning Willem I nam allerlei initiatieven om de economie te stimuleren zoals het mechaniseren van de industrie, het ontwikkelen van transport, met de aanleg van het kanaal Gent-Terneuzen (1827), financiële steun aan ondernemers. De voertaal werd het Nederlands, wat in Vlaanderen niet goed onthaald werd door de bourgeoisie. Vrijheid van onderwijs en godsdienst werd door Willem I niet onbeperkt toegestaan. Het platteland kon niet optornen tegen de industrie. Door mislukte aardappeloogsten heerste er bovendien regelmatig hongersnood. Algemene ontevredenheid gaf aanleiding tot een opstand en de onafhankelijkheid van België in 1830. De monarchie werd opgericht. Er heerste veel schaarste en de economie was aan een heropleving toe.
In 1847 en 1886 brak in Merelbeke cholera uit waarbij 80 personen de dood vonden. In 1866 en 1890 liet tyfus meer dan 100 mensen bezwijken.
Sinds 1838 vindt er een jaarmarkt plaats in Merelbeke. Aanvankelijk ging het om een markt voor paarden en hoorndieren, vandaag is het een gevarieerde markt zonder vee.
In 1859 werd een godshuis ingericht, het latere OCMW, waar de zusters Maricolen van de orde van Sint-Franciscus ouderen, zieken en wezen opvingen en onderwijs voorzagen.
De vervoersector kende een sterke groei in de tweede helft van de 19de eeuw: in Merelbeke bloeide de scheepvaart voor het transport van bakstenen en werd in 1888 een buurtspoorweg tussen Gent en de gemeente aangelegd. De tramstelplaats, waarvan de bijhorende woning van de stationschef beschermd is als monument, werd hiertoe in het centrum van Merelbeke opgericht.
Vanaf 1874 verzekerde het ‘station van Merelbeke’ de verbinding met Wetteren-Dendermonde en vanaf 1910 met Aalst en Brussel. Het station groeide uit tot een belangrijk vormingsstation, wat in 1944 aanleiding gaf tot de bombardementen door de geallieerden.
De bevolking in de ‘Stationswijk’, vandaag de wijk Flora, groeide snel aan en er kwamen steeds meer buurtwinkels en herbergen. Naast de dichtbevolkte wijk bevond zich nog steeds heel wat open ruimte waar zich vanaf 1870 bloemisterijen vestigden. Daarnaast was er ook nog een grote oppervlakte met heide en bos.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg Merelbeke, net zoals andere gemeenten, veel te lijden onder de bezetting. In 1914 werd tijdelijk een groep vluchtelingen uit Kampenhout opgevangen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog volgde opnieuw een bezetting door de Duitsers. Met de bevrijding als doel, bombardeerden de geallieerden alle belangrijke transportverbindingen van de bezetter waardoor op 10 april en 10 mei 1944 tijdens een tapijtbombardement zowat de hele Florawijk werd weggeveegd. Door de heropbouw wijzigde het uitzicht van deze wijk aanzienlijk. In juli 2004 mocht de burgemeester uit de handen van de toenmalige minister van landsverdediging een erediploma en een herinneringslint ontvangen waarbij Merelbeke erkend werd als oorlogsslachtoffer. Het oorlogsmonument bij het gemeentehuis, ter herdenking van de slachtoffers van de twee wereldoorlogen, is beschermd sedert 24 november 2011.
In de periode 1919-1930 vonden heel wat verkavelingen plaats die aan de sterk groeiende bevolking van de gemeente nieuwe woongelegenheden boden. Dit leidde tot nieuwe woonkernen en de opbouw van hulpkerken in de wijken Flora (1953-1954) en Kwenenbos (1957-1962).
De jaarlijkse overstromingen van de Schelde vormden sinds jaar en dag een steeds terugkerende zorg voor Merelbeke. Oude kerkrekeningen vermelden inwoners die met bootjes naar de kerk kwamen. Een aantal rechttrekkingen van de Schelde verbeterden de situatie, maar ze raakte nooit opgelost. In 1965-1966 vond een overstroming plaats die Merelbeke tot rampgebied maakte en waarbij koning Boudewijn persoonlijk langs kwam om de bevolking te steunen.
In de loop van de jaren 1960 werd de Ringvaart uitgegraven om de scheepvaart vanuit Gent te verbeteren. Door het voorzien van een tijarm en een sluizencomplex werd tevens een einde gemaakt aan de vele overstromingen. De plechtige opening van de Ringvaart vond plaats in 1969. De Schelde verloor in de loop van de 20ste eeuw haar belang ten voordele van het vervoer op het land.
Met de Hundelgemsesteenweg centraal, werd in Merelbeke een ruim lokaal wegennet uitgebouwd. Tussen 1937 en 1956 werd de autosnelweg Oostende-Brussel, vandaag E40, aangelegd. Deze liep door Merelbeke en nadat de Ringvaart er kwam, werd een toegangscomplex naar onze gemeente voorzien, officieel geopend in 1969. Langs de beide zijden van de Ringvaart werd de R4 aangelegd, die in 2015 verbonden werd met het toegangscomplex naar de autosnelweg.
In de wijk Flora bevindt zich tussen de dicht bevolkte wijken het park van het Kasteel Ter Heide dat een natuurreservaat is van 35 ha en sinds 1975 beheerd wordt door de Belgische Natuur- en Vogelreservaten. Een ander park in deze wijk is het gemeentelijk Liedermeerspark, gelegen naast de Schelde en de Verlorenbroodstraat. De Scheldemeersen die zich uitstrekken op het grondgebied van Merelbeke, Schelderode en Melsen zijn sedert 04 november 1981 beschermd landschap.
Naar aanleiding van het Koninklijk Besluit van 17 september 1975 volgde een fusie met Bottelare, Melsen, Munte en Schelderoede waarbij Merelbeke vanaf 1977 de pilootgemeente werd.